Door fouten te maken leer je. Je moet experimenteren en het onbekende met open vizier tegemoet treden. Hoe zijn mijn opvattingen veranderd, waar sta ik nu, en waar ga ik misschien naartoe? Hoe wordt het debat gevoerd in Nederland? Dat is het onderwerp van dit laatste deel van deze drieluik.

Veranderende opvattingen

Ik werd lid van de Jonge Socialisten (PvdA), stapte over naar de JOVD (liberale jongen), zegde mijn Greenpeace donateurschap op, deed geschiedenis als extra vak, compenseerde dat met de Stormfront mailinglist waar ik toch ook niet evenwichtige informatie kreeg, verspilde tijd bij de Nationale Alliantie, en compenseerde de Stormfront informatie met een cursus bij het CIDI. Bij de VVD leerde ik ook wel wat. Op de universiteit heb ik twee studies afgerond, politicologie en medical informatics, waar ik alles wat ik leerde weer in andere kaders heb leren zetten. Ik sprak op een studentenvereniging waar de grote meerderheid GroenLinks stemt met mensen persoonlijk over politiek, maar ook over zeer persoonlijke zaken. In het studentenhuis voerden we soms tot diep in de nacht discussies over Nietzsche, science fiction, en de kleine menselijke dingen. Dat was een blootstelling aan steeds wisselende ideeën, wereldbeelden, personen, organisaties en “grote verhalen”.

Hierdoor leer je verbanden zien, maar leer je ook onderscheid maken, oftewel discrimineren. Het enkel cognitieve of mechanische wereldbeeld ken ik als informaticus natuurlijk wel. Het geheugen als harde schijf, je verstand als processor, je automatismen als software, je ogen en andere zintuigen als invoer, je gedrag als uitvoer… Langzaamaan kon ik daar niet meer mee uit de voeten en ging ik wat lezen over Neoplatoonse en Hermetische filosofie, en Jungiaanse dieptepsychologie. Ook daar is het vallen en opstaan.

Elke club waar ik bij zat heeft me geholpen op mijn reis. Ik heb er daarom een hekel aan om hard af te geven op clubs waar ik me wat opvattingen betreft niet meer bij thuis voel. Zolang die clubs me netjes behandeld hebben is het niet oké om dan achteraf veel vuiligheid over die clubs te schrijven. Sommige lezers verwachten misschien van mij dat ik hard afgeef op de Jonge Socialisten, Greenpeace, Stormfront, de Nationale Alliantie, de VVD, of mijn voormalige studenten- of sportvereniging… Zolang je lid bent van een club hoor je enige loyaliteit te tonen. Als je op een nette manier afscheid neemt, hoor je ook daarna terughoudend te zijn met kritiek, zolang ze je geen last bezorgen. Richting de VVD ben ik net iets minder terughoudend omdat ze niet gehandeld hebben naar hun eigen principes en hun eigen boodschap, waardoor ik me lichtjes bedrogen voel. Van de partij die de premier levert mag ook iets meer verwacht worden.

Voor wie dat echt weten wil: mijn huidige posities, die niet in steen gebeiteld staan, zijn pro-Israël, anti-immigratie, EU-kritisch, anti-euro, pro-referendum, voor democratische vernieuwing, sterkere Trias Politica, pro-Thorium, pro-waterstof, Camille Paglia als ’t gaat om man-vrouw discussies, lagere BTW, voor ontwikkelingshulp: zie Dead Aid van Dambisa Moyo, meer autonomie en gezag en minder bureaucratie voor professionals (politie, doktoren, leraren etc.), stimuleren van bedrijfsvestiging in de provincies buiten de Randstad, goede digitale burgerrechten en een realistisch buitenlands beleid (Huntington) met meer geld voor defensie. Ik ben sceptisch over de globalisatie en multinationals die geen worteling of binding met de natie hebben.

Volgens The Political Compass zit ik nogal in het midden. Ik vermoed dat deze test meer op de VS gericht is, en dat ik in Nederland meer rechts zou uitkomen.

Ik geloof dat de kudde wat structuur nodig heeft om in stand te kunnen blijven, en dat multiculturaliteit en sociaal kapitaal met elkaar op gespannen voet staan (Putnam). Ook steun ik de Afrikaans sprekende Boeren in Zuid-Afrika; ik heb daar familie wonen. Verder geloof ik in een vrije markteconomie. Mijn partijvoorkeur is daarmee denk ik ook wel begrijpelijk.

Opvattingen heb je dan als werkhypothese, niet als identiteit om je te onderscheiden van anderen of juist om bij een groep te horen en te “deugen” in de ogen van anderen. Dat betekent dat je het eigen groepsinstinct soms aan de kant moet zetten. Wordt dat in Nederland geaccepteerd?

Debat in een kleinburgerlijk landje

Achter de façade, of ’t nu een quasi-intellectuele is zoals bij Van der Kluft, of een quasi-journalistieke zoals bij Aalberts, gaat een hoop nijd en dissonantie verborgen. In ieder geval hebben ze nog een naam, een persona. Echter ze beroepen zich op anonieme antifa activisten van KAFKA. Dodelijk voor een vrije discussie in een open samenleving. Wat nu als ik me wel had laten intimideren door die links-activistische haatmachine? Guilty by association, spelen op de man en op groepslabels, niet op inhoud dus. Wie iets zegt, wordt dan belangrijker dan wat ie zegt. Einde debat. Dat is natuurlijk ook het doel van zulke antifa groepen. Ik vraag me af bij hoeveel mensen dat intimideren ook echt gelukt is, en hoeveel problemen daardoor heel lang konden doorsudderen, omdat ze taboe gemaakt waren.

Veel van die problemen hebben mijn interesse. Het stikstofbeleid en het lot van de boeren. Vaccinatiebeleid. Immigratie, etniciteit, religie, en identiteit. Globalisatie. Volksgezondheid. Energie. De veranderende cultuur, die “onttoverd” is, en hoe mensen leegte ervaren en naar zingeving zoeken. Hoe het nut van religie sociobiologisch verklaarbaar is. De toekomst van onze samenleving in een wereld die steeds technologischer en kunstmatiger wordt.

Dat zijn allemaal onderwerpen die niet vrij besproken kunnen worden in een kleinburgerlijk rechts milieu, of in een milieu dat door extreemlinkse activisten en linkse media beheerst wordt.

Het is niet zo dat ik alleen maar negatieve reacties krijg. Mijn stikstofrapport ontving een hoop positieve reacties, zelfs van mensen aan de linkerkant. Bij het schrijven van dat rapport heb ik een klein beetje hulp gekregen in de vorm van tips, spellingscontroles, proeflezen e.d.; vrijwel alle hulp was op anonieme basis. De meeste mensen zijn bang om de haatbrigade van GroenLinks achter zich aan te krijgen. De dankbetuiging in mijn rapport noemt daarom ook enkele schuilnamen en in sommige gevallen weet ik niet eens welke echte naam daarachter schuilgaat. Misschien hoort het niet in zo’n rapport, maar ik wil niet helemaal toegeven aan de extreemlinkse terreur.

Later, bij een bijeenkomst van FarmHack in een gebouw van het Kadaster, waar ik was uitgenodigd n.a.v. mijn stikstofrapport, sprak ik een jongen uit India (in ’t Engels) die als IT consultant in Amsterdam werkt. Ik moest echt moeite doen om hem uit te leggen hoe de overheid omging met onze boeren. Hij snapte niet hoe een land een belangrijke sector voor de economie en voedselvoorziening zo kon behandelen. In India hadden ze wel andere problemen… Misschien heeft Erdal Balci wel een punt in zijn artikel Corona zegt dat Nederland uit de fantasiewereld moet ontwaken (HP de Tijd, 20 maart 2020). In zijn uitstekende artikel, dat ook bijna alleen maar tot stand kon komen via de pen van een schrijver met een allochtone naam – hij is van Turkse origine – omdat de meeste autochtonen, even heel kort door de bocht, of gestoord (GL), of Amsterdammer (reddeloos), of laf kleinburgerlijk (de rest), of dat allemaal tegelijk zijn, staat:

Racepaarden die gewend zijn om altijd te winnen, maken na een verloren wedstrijd alsnog een rondje van victorie. De manier waarop Nederland zich verbeeldde dat het geen kwaad kan om alles wat we nodig hebben van de andere kant van de wereld te halen omdat de mensen daar voor hongerlonen werken, is een illusie als die van die racepaarden. Deze corona-tijd laat zien dat we met onze kenniseconomie en onze dienstensector jaar in jaar uit veranderd zijn in een ontwikkelingsland dat om simpele spullen moet smeken om de onderdanen niet dood zien te gaan.

Wat ook niet helpt is de aftakeling van de journalistiek. De meeste journalisten zijn geen Balci. Het wordt voor kwaliteitskranten en onafhankelijke journalisten steeds moeilijker om hun brood te verdienen. Al tijdens mijn studie was dit een aandachtspunt voor het vak politiek en media (Willem Breedveld). Oplages nemen af. Hierdoor wordt het moeilijk om kwaliteitsjournalistiek te bedrijven. Social media en online sensatiekrantjes, zoals de De Dagelijkse Standaard, kunnen goedkoper lezers trekken omdat ze niet doen aan hoor en wederhoor en andere kwaliteitseisen.

Omdat ik zelf weinig als groepsdier denk, heb ik ook onderschat hoe veel mensen emotioneel reageren op voor hen “enge” denkbeelden, argumenten en informatie. Dit zie je bij alle politieke kleuren; en het wordt door goedkope journalisten en framende politici meteen gebruikt om de opponent sociaal en publiek te isoleren. In deel twee heb ik laten zien hoe mij dat overkomen is. Ik beschouw dat ook als een leerproces. Ik probeer op bijvoorbeeld mijn weblog meer nuance, meer context, en meer inleiding te geven voordat ik met iets “engs” kom. Maar ik wil niet toegeven aan het misbruik van zulke groepssentimenten. Vrijheid is namelijk niet vanzelfsprekend.

Weirdos vs. Normals. The SubGenius Psychlopaedia of Slack, Vol. 1: The Bobliographon. Edited by Rev. Ivan Stang. (2006; p.113)

Vrijheid is niet vrijblijvend

Het idee Nederland loopt m.i. gevaar. Ik hou van de wereld en Moeder Aarde, maar denk dat een toren van Babylon een maatje te groot is voor ons mensen. De natiestaat is een historisch gegroeide constructie die mensen een thuis kan bieden, zonder veel van de nadelen te hebben die eerdere constructies hadden. Als individu ben je nog redelijk vrij in een natiestaat. Vrijheid kan niet zonder beperking; anders vloeit het weg. De constructie “natiestaat” heeft grenzen nodig. De PvdA heeft in Paul Scheffer een absolute topper in huis die dat goed kan uitleggen en waar ze ’s wat beter naar zouden moeten luisteren.

Om vrij en onafhankelijk te denken moet je jezelf buiten de kudde plaatsen. Niet enkel intellectueel, maar ook gevoelsmatig. Niet iedereen kan dat en zeker niet iedereen wordt daar gelukkig van. Het moet er een beetje “in” zitten. Een eigenlijk nog best wel aardige typering van persoonlijkheidstypen is die in de wereld van Harry Potter. Daar worden de vier elementen gesymboliseerd door vier dieren of “huizen”. Volgens de Pottermore test ben ik een Ravenclaw. Daar herken ik mezelf wel in.

Ik zal nooit ergens helemaal bij horen, maar loyaliteit en openheid vind ik belangrijk. Ik wil niet als een pissebed onder de stenen kruipen, en ga dus voor het open vizier. Dat verwacht ik ook van andere deelnemers aan het debat. Een antifa-groep die anoniem mij in een vals frame zet is wat het is. Ik ga niet herroepen dat ik een Hitleraanhanger ben, simpelweg omdat ik van snorremans nooit een geweldig grote fan ben geweest, ongeacht de taal die ik nodig had om zijn fans te bestuderen. Als mensen de antifa zonder vragen te stellen als bron gebruiken heeft dat wat mij betreft vooral een uitstraling op de mensen die dat zo menen te moeten doen. Ik hoop dat het Trump lukt die club op de terreurlijst te zetten, zoals ie dit jaar nog suggereerde te gaan doen.

Vanuit een rationele basis blijf ik de discussie aangaan met iedereen die daarvoor open staat, en public dus niet anoniem. Mijn loyaliteit ligt daarbij in de eerste plaats bij het land en het volk dat mijn bestaan mogelijk gemaakt heeft, en niet bij een ideologie of een Stormfront mailinglist van 1998 of een (post)moderne identiteitsconstructie. Echte mensen van vlees en bloed, individuen, hebben bij mij voorrang boven abstracties zoals “socialist”, “Nederlander”, of wat dan ook. Daarbij kan ik niet binnen kleinburgerlijke normeringen denken en handelen. Ik sta echt buiten de kudde, wat soms eenzaam maakt, maar ook vrij.

Wie met wie vriendjes is en met wie je wel en niet hoort om te gaan interesseert me niet zo. Ik leer op het weblog van een prostituee dingen over de samenleving die ik in verband kan brengen met wat ik van theologen hoor. Ik eet shoarma bij de Turk (niks vegan), ga met vrienden naar de sauna, lees een boek van een orthodoxe katholiek; dat is mijn leefstijl. De witte nette deugmensen die echt niet racistisch zijn, nog nooit met een Marokkaan ’s nachts in de auto hebben gezeten, en wiens dochters een weeshuis in Afrika willen starten voor arme zwarte kindertjes die ze op hun witte antiracistische scholen niet gezien hebben, dat zijn – het spijt me zeer – dan weer wel mensen met wie ik wat moeite heb in een discussie. Maar ik probeer het wel.

Marijn Poels, van origine een “linkse hippie” en documentairemaker van o.a. The Uncertainty Has Settled en Paradogma, stelt het belang van het vrije debat en het vrije denken voorop:

Als journalist of filmmaker is het dan ook belangrijk om telkens je eigen plek opnieuw in vraag te stellen: ben ik nog vrij in mijn denken of leef ik in de vanzelfsprekendheid met de daarin opgesloten aannames? Je ontkoppelt je van je eigen normen en waarden en zet die tegenover een radicaal andere wereld; die laat je een oorlog met elkaar voeren en jij staat er middenin. Je zult zien dat je eigen wereldbeeld steeds rijker wordt. … Mensen laten zich gemakkelijk emotioneel binden en dat zie je vaak gebeuren bij het huidige links, dat de wereld wil redden, terwijl rechts naar mijn idee meer op ratio zit en de eigen verantwoordelijkheid vooropstelt – eigenlijk grijpt die meer terug naar de hippiegedachte om te vechten voor vrijheid en dat we niet alles moeten geloven wat de staat zegt. Het lijkt wel alsof we elkaars ideologie gekaapt hebben.

Marijn Poels in een interview door Mayke Wijnen: Een ode aan de twijfel (2020-03-27)

Zo’n houding is belangrijk als we een open democratie met goede en transparante instituties willen bewaken. Sommige mensen interpreteerden mijn kritische rapport over het stikstofbeleid als een aanval op het RIVM. Dat is zeker niet zo. Eerder schreef ik al Meer RIVM, niet minder; de respons van het RIVM op mijn rapport was professioneel, transparant en netjes. Nu met de Covid-19 situatie is er erg veel kritiek op een andere tak van het RIVM, en ook ik had tussentijdse vragen. Dat geeft ook aan dat we een gezamenlijk belang hebben bij een goede en onafhankelijke werking van het instituut.

Dat gezamenlijke staat echter wel onder druk.

De multiculturele kwestie

Toen ik in Den Haag op kamers zat, ging ik vaak eten bij een Surinaams-hindoestaanse eettent. Er hing daar een poster met het hoofd van Pim Fortuyn, samen met een vlag van Suriname. Fortuyn werd doodgeschoten door Volkert, een extreemlinkse activist die het heel wat boeren op de Veluwe zeer moeilijk heeft gemaakt. Zelf ben ik een zoon van die Veluwse boerenstand. Ik weet wie mijn vijanden zijn, en dat zijn niet die Surinamers in Den Haag.

Zoals al eerder gemeld, had ik lange tijd meer linkse vrienden dan rechtse. Ik merk wel dat ik, zeker als ik mensen nog niet persoonlijk ken, maar soms ook als ik ze al wel persoonlijk ken, steeds meer afstand houd van mensen die zich identificeren met GroenLinks. Dat zijn bijna altijd “witte” (ze vinden zichzelf niet meer blank) en “hoogopgeleide” (ahum) randstedelingen. Vooral niet nu ze op een hypocriete manier proberen de boeren kapot te maken en bossen op te stoken (biomassa).

Later zat ik gedurende korte tijd opnieuw op kamers in Den Haag. Ik ging vaak eten in een shoarmatent die gerund werd door een Egyptische man. Hij was erg gesteld op islamitische regels en ik zag hem een keer een discussie aangaan met een andere shoarmatenthouder die op dat vlak wat minder streng was. De Egyptenaar zat vlak bij het gemeentehuis en niet veel verder was een MacDonalds. Bij de Mac was het altijd heel erg druk, soms met wachtrijen; bij de Egyptenaar hoefde ik niet in de rij te staan, en het eten vond ik ook beter. Helaas: die shoarmatent is er niet meer. De Mac is er nog wel. Nu is dat ook prima, een Mac op z’n tijd, maar het is wel illustratief.

Een evolutionaire analyse maakt het benoemen van de islam als achterlijk een lastige zaak; ze zijn in zulke modellen juist een toonbeeld van succes. Dat maakt de discussie voor ons daarover gecompliceerd, zeker zolang we onze denkpatronen gebruiken om de ander te duiden. Mijn constatering is dat je de islam niet moet onderschatten. Door het volgen van discussies over religie op de Stormfront mailinglist was ik daar enkele jaartjes eerder mee dan Wilders.

Nog steeds denk ik dat multi-etnische en multiculturele samenlevingen een risico kennen. De stabiele basis ontbreekt. Dat kan opbreken en gaat ten koste van het sociale kapitaal. Integratie is niet af te dwingen zonder terreur of totalitaire politiek. Desintegratie is onwenselijk. Globalisatie heeft een prijs.

De relatie en ontwikkeling van een etnische gemeenschap naar een natiestaat wordt beschreven door de etnosociologie. Alexander Dugin geeft in Ethnos and Society (2018) een helder overzicht.

Oeps, Dugin! De man van de Hermetische filosofie, de chaosmagie, het Russische nationalisme en de Russisch-orthodoxe kerk… Eng! Daar ga ik weer! Maar ik laat me niet geestelijk ketenen.

Gedachten vliegen als raven zo vrij

In de Germaanse mythen heeft Woedan twee raven, Geheugen en Gedachte. Waarschijnlijk heeft dat sjamanistische wortels en is het gerelateerd aan trancereizen. Geheugen en Gedachte vliegen over de wereld, zien alles, en vertellen alles aan de éénogige aanvoerder van de Asen. Het woord “Ase” is verwant aan het Perzische woord ahura (Sanskriet: asura) en heeft betekenissen zoals waarheid (arta) en levensenergie (asu). Door herinneringen (geschiedenisonderwijs) en gedachten (massamedia) te beheersen kun je een samenleving controleren (1984, Orwell).

Mijn interesse gaat in discussies minder naar het overtuigen van grote groepen mensen, en meer naar ietwat “esoterische” analyses. Van harde sociobiologie tot neoplatoonse mystiek, van Kabbala tot Weberiaanse onttovering. Ik lees boeken en speel graag met soms impopulaire, maar wel inspirerende gedachten. Die vernieuwing moet er ook zijn. Lees eens het humoristische werk van de atheïstische science-fiction schrijver Douglas Adams en laat je verleiden door het restaurant aan het einde van het universum. Speel met tegenstellingen die in dynamische balans zijn.

Dat kan alleen door je er niet teveel van aan te trekken dat je heel misschien wel in aanraking komt met “verboden” opvattingen, “foute” mensen, enzovoorts. Eerlijk gezegd heb ik het venijn onderschat. De lezer heeft kunnen zien hoe ik op publieke fora behandeld word. Maar ik wil me niet laten verbannen naar het eenzaam lezen en denken; juist in de open discussie kunnen opvattingen bijgeschaafd worden. Had ik anoniem moeten opereren, net zoals de antifa? Had ik voorzichtiger en terughoudender moeten zijn? Wanneer wordt dat lafheid? Laffe mensen hebben geen toegang tot waarheid of eigenheid. Ik heb al eerder aangegeven waarom ik weinig voel voor een anonieme manier van opereren. Het is niet alleen toegeven aan terreur; het haalt ook je eigenwaarde onderuit. U bent niet een nummer. U bent niet anoniem. U bent een persoon, of, zo u wilt, u heeft een persona. U hoeft niet te schuilen voor het licht.

Dat moet misschien dan wel bij uw karakter passen. Ik was die Ravenclaw; volgens de Chinese astrologie een draak met element vuur; zoon uit een Veluws herdersgeslacht en nog niet gewend zich te laten voorschrijven welke gedachten je hoort te hebben. Of, simpel samengevat: een onhandige en eigenwijze nerd. Een zoeker naar het mysterie.

Het aristocratische element in Europa is letterlijk gestorven in de loopgraven. Dat heeft ons een collectief trauma opgeleverd waardoor veel zaken, waaronder onze identiteit en immigratie, niet goed bespreekbaar zijn. Ze worden verbannen naar het collectief onbewuste, en dat is gevaarlijk. Voor wie daar interesse voor heeft, heb ik een reader samengesteld.

Een aantal voor mijn wereldbeeld belangrijke concepten heb ik beschreven onder Concepten.

Het is in de lijn der verwachting dat ik nog heel vaak afgeschilderd zal worden als neonazi. Goedkope journalisten en politieke activisten, van alle politieke kleuren, zullen dat blijven doen. Ook als het gaat om compleet andere onderwerpen, zoals stikstofbeleid. Ze zullen zich blijven beroepen op publicaties van anonieme antifa groepen. Ze gebruiken iets “verdachts” van meer dan twintig jaar geleden, vergroten dat buitenproportioneel, en plaatsen het in een giftige context. Nieuwe gevallen zullen als bijlage aan het artikel, plus als blogpost, toegevoegd worden. U heeft nu iets waar u naar verwijzen kunt.

Het is lang geleden, in 1995, dat ik het boek De mieren van Bernard Werber las. Momenteel lees ik het opnieuw; weer zuigt het boek me naar binnen. Hoe mieren nauwelijks een eigen individualiteit kennen. Ik kijk naar de samenleving en zie veel miertjes. Het boek van Werber is niet alleen een leuke introductie in de sociobiologie van de mieren; er zitten ook alchemische mysterie-elementen in.

Ik heb nooit mensen op basis van ras, geloof of politieke opvattingen uitgesloten; al houd ik de laatste tijd extreemlinkse personen wat meer op afstand. Met heel diverse mensen ben ik omgegaan, heb ik gesprekken gevoerd – ik heb het al eerder genoemd. Maar persoonlijke affecties mogen niet een eerlijke en rationele analyse van de samenleving in de weg staan. Aristocraten van de ziel kunnen nu eenmaal niet de bekrompen standaarden van het bange kleinburgerlijke hanteren. Het Overton-venster is me eigenlijk te smal. Ik heb enkele onvergeeflijke zonden begaan: in de foute discussiegroepen participeren, met foute gedachten spelen, foute boeken lezen, foute mensen spreken, en foute feiten en redenaties onderzoeken.

Ik hoop nog veel van zulke zonden te begaan.

Kleine trolletjesvorigeoverzichtvolgendeU bent bij het einde aangekomen. 🦌

Overzicht